Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9808

Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 08 / 140
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wet GBA; Schijnhuwelijk ? Eiseres en haar echtgenoot hebben, blijkens de gedingstukken, met betrekking tot een aantal essentiële punten verschillende verklaringen afgelegd. Ongebruikelijk groot leeftijdsverschil.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Bestuursrecht meervoudige kamer Procedurenummer: AWB 08 / 140 Uitspraak inzake [eiseres], wonend te Heerlen, eiseres, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, gevestigd te Heerlen, verweerder. Datum bestreden besluit: 7 januari 2008 Kenmerk: 31003/20070925-a-wb 1. Procesverloop Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift. Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 13 augustus 2008, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door J.P.H.M. Quaedvlieg. Aangezien de zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, heeft de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Awb heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer van deze rechtbank. Het beroep is behandeld ter zitting op 13 mei 2009, waar namens eiseres is verschenen Lemmen voornoemd. Verweerder is -met bericht- niet verschenen. 2. Overwegingen Eiseres heeft de Nederlandse nationaliteit en is op 11 juni 2006 met de heer [naam echtgenoot] in Egypte getrouwd. [dhr] heeft de Egyptische nationaliteit en verblijft thans in dat land. Op onbekende datum heeft eiseres bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente Heerlen verzocht om dit huwelijk op te nemen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Bij besluit van 14 september 2007 heeft verweerder dit geweigerd. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld -kort weergegeven- dat er sprake is van een schijnhuwelijk en dat het huwelijk is gericht op het verkrijgen van toelating tot Nederland voor [dhr]. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op verschillende feiten, waaronder de omstandigheid dat eiseres en haar echtgenoot weinig van elkaar weten. Bovendien bestaan er op essentiële punten tegenstrijdigheden in de door eiseres en haar echtgenoot afgelegde verklaringen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd -kort samengevat- dat zij inderdaad niet alle details kent over haar man en haar man evenmin over haar. Echter de betreffende verslagen van de met haar gevoerde gesprekken zijn gekleurd en deels onjuist weergegeven door verkeerd begrip. Het bestreden besluit is ondeugdelijk gemotiveerd, omdat niet wordt ingegaan op de door haar aangevoerde bezwaren. Voorts heeft zij haar man eind 2007 begin 2008 in Egypte bezocht. Ten slotte wordt verwezen naar het advies van de korpschef die stelt dat er geen feiten en omstandigheden aanwezig zijn om een schijnrelatie te veronderstellen. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht heeft geweigerd het huwelijk van eiseres en [dhr] in de GBA op te nemen, omdat er sprake zou zijn van een schijnhuwelijk. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van de Wet GBA worden in de basisadministratie van de gemeente van inschrijving gegevens over de burgerlijke staat opgenomen. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift onder d en bij gebreke tenslotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e.: a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland; b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan; c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld; e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend. Ingevolge artikel 36a, eerste lid, van de Wet GBA, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c,d of e, geen gegevens ontleend over het huwelijk of geregistreerd partnerschap dat is gesloten tussen echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie tenminste één vreemdeling is, voordat het college van burgemeester en wethouders zich een door de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven verklaring heeft doen overleggen. Ingevolge artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede, lid, onder c,d of e geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de in deze geschriften vermelde feiten. Ingevolge artikel 40, tweede lid, van de Wet GBA, wordt, indien bij de ontlening van gegevens over een huwelijk dat is gesloten tussen echtgenoten van wie tenminste een vreemdeling is, aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, dan wel artikel 36, derde lid, op grond van de verklaring van de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 of anderszins het redelijke vermoeden bestaat dat het oogmerk van de echtgenoten of een van beiden, niet was gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland, in afwijking van het eerste lid, over de ontlening van de gegevens over het huwelijk advies van de ambtenaar van de burgerlijke staat van de gemeente ’s-Gravenhage ingewonnen. Ingevolge artikel 6 van de Wet conflictenrecht huwelijk wordt aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning onverenigbaar zou zijn met de openbare orde. Op grond van deze bepaling zal de ambtenaar van de gemeentelijke basisadministratie kunnen weigeren betrokkenen als gehuwd te registreren wanneer hij de overtuiging heeft dat het in het buitenland gesloten huwelijk een schijnhuwelijk is. Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:50, 1:53 en 1:71a van het Burgerlijk Wetboek is het sluiten van een schijnhuwelijk in strijd met de openbare orde. Gelet op de gespreksnotities van de verklaringen die eiseres op 25 augustus 2006, 9 oktober 2007 en 8 maart 2007 heeft afgelegd en gelet op de gespreksnotitie van de verklaring die [dhr] op 28 december 2006 heeft afgelegd in het kader van het uit te brengen advies als bedoeld in artikel 36a van de Wet GBA en gelet op het (aanvullend) advies van de ambtenaar van de burgerlijke staat van de gemeente ’s-Gravenhage van 30 juli 2007, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het huwelijk tussen eiseres en [dhr] niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden verplichtingen, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland van [dhr]. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Blijkens voormelde gespreksnotities hebben eiseres en [dhr] met betrekking tot een aantal essentiële punten, zoals de duur en het begin van de relatie en wie van beiden het huwelijksaanzoek heeft gedaan, verschillende verklaringen afgelegd. Zo heeft eiseres aanvankelijk verklaard dat de relatie begin 2003 is begonnen en nadien heeft zij verklaard dat zij in 2002, respectievelijk 2000, een relatie met [dhr] heeft gekregen. [dhr] daarentegen heeft verklaard dat hij sinds eind 2003 een relatie heeft met eiseres. Zowel eiseres als [dhr] hebben verklaard de ander ten huwelijk te hebben gevraagd. Voorts heeft eiseres verklaard dat zij niet wist wat [dhr] in Nederland had gestudeerd en dat zij niet bereid was bij [dhr] in Egypte te gaan wonen. Ook is de rechtbank uit de stukken niet gebleken van enige voorbereiding van het huwelijk in Egypte. Ten slotte acht de rechtbank het ook van belang dat er, gelet op de Arabisch-islamitische cultuur, een ongebruikelijk groot leeftijdverschil bestaat tussen eiseres en [dhr]; eiseres is 10 jaar ouder dan [dhr]. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, het redelijk vermoeden heeft mogen ontlenen dat het huwelijk tussen eiseres en [dhr] een schijnhuwelijk is. Het positieve advies van de korpschef doet aan het vorenstaande niet af. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat het bestreden besluit ondeugdelijk zou zijn gemotiveerd, omdat niet wordt ingegaan op haar bezwaren, merkt de rechtbank op dat verweerder het bestreden besluit voor wat betreft de motivering heeft gewijzigd ten opzichte van het primaire besluit (bijvoorbeeld ten aanzien van de stelling dat eiseres geld zou ontvangen van [dhr], indien zij met hem zou trouwen). De rechtbank is van oordeel dat verweerder aldus (impliciet) is ingegaan op de bezwaren van eiseres. Met betrekking tot de ter zitting van 13 augustus 2008 afgelegde getuigenverklaringen merkt de rechtbank op dat daar niet die waarde aan kan worden toegekend die eiseres daaraan wenst toe te kennen, aangezien [mevrouw A] een dochter is van eiseres en [naam] niet uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren. Met betrekking tot de door eiseres ter zitting overgelegde foto’s van de bruiloft merkt de rechtbank op dat door verweerder niet wordt ontkend dat eiseres en [dhr] zijn getrouwd. De rechtbank is het wel eens met eiseres dat er in haar geval geen sprake is van twee kortdurende huwelijken (het eerste huwelijk van eiseres heeft immers ongeveer 9 jaar bestaan). Dit kan echter gelet op het vorenstaande niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank acht de overige beroepsgronden van eiseres, waaruit zou blijken dat er geen sprake zou zijn van een schijnhuwelijk, onvoldoende feitelijk onderbouwd. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geweigerd het op 11 juni 2006 in Egypte gesloten huwelijk tussen eiseres en [dhr] op te nemen in de GBA. Dit betekent dat het beroep van eiseres voor ongegrond moet worden gehouden. Gelet op artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist. 3. Beslissing De rechtbank Maastricht: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door J.N.F. Sleddens, E.V.L. Heuts en R.J.G.H. Seerden in tegenwoordigheid van E.W. Seylhouwer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009 w.g. E. Seylhouwer w.g. J. Sleddens Voor eensluidend afschrift, de griffier, Verzonden: 24 juni 2009 Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Indien hoger beroep is ingesteld kan ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wet op de Raad van State juncto artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onver¬wijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.